De bouw van de viool, onderdelen.


Materialen

Een vioolbouwer moet verstand hebben van hout. Tegenwoordig koopt hij zijn hout bij de houthandel, maar vroeger ging de vioolbouwer zelf het bos in. De bomen moesten op het juiste moment omgehakt worden: in de winter, als de meeste sappen uit het hout waren getrokken. Daarna moest het hout gedroogd worden, het liefst op natuurlijke wijze, wat jaren kon duren!! De vioolbouwer moest het veilig laten opslaan, zodat er geen houtwormen of ander ongedierte bij konden komen.

De belangrijkste houtsoorten voor een vioolbouwer zijn vurenhout, esdoornhout en ebbenhout. Men heeft geprobeerd violen te maken van schildpad, aardewerk, ivoor, staal of kunststof, maar een echte houten viool klinkt beter!!!

Gereedschap.

De werktafel van een vioolbouwer is niet veel veranderd sinds de tijd van Stradivari.

Ook al hebben we nu moderner gereedschap en kan een vioolbouwer naar de houthandel om hout te halen. Het meeste wordt nog met handgereedschap gedaan.

Bouw

Eerst worden het onderblad en bovenblad op maat gezaagd. Er worden dan kleine groefjes gemaakt waar donkere en lichte stukjes esdoornhout in worden geplaatst. Aan de binnenkant van het achterblad worden de zangbalk en de stapel geplaatst.

De stapel zorgt ervoor dat de klank van het bovenblad naar het onderblad gaat en door de f-gaten naar buiten.

opmaat zagen van het bovenblad inzetten stapel


Op de bovenkant van het bovenblad worden met sjablonen de f-gaten getekend en uitgezaagd. De f-gaten zijn niet alleen voor de sier; door de f-gaten komt de klank naar buiten.

De krans - de zijkant van de viool - wordt met behulp van een verhitte mal in de juiste vorm gebogen. Aan de binnenkant van de krans worden hoekklossen en het onder- bovenblok gelijmd. Die blokjes maken de klankkast aan de binnenkant stevig.

Dan worden het boven en onderblad met de krans ertussen op elkaar gelijmd. Vervolgens wordt de hals erop gelijmd en daarop de toets. De toets beschermt de hals, zodat bij het indrukken van de snaren geen groeven komen in het hout van de hals.
De kam wordt op zijn plek gezet. De hoogte van de kam wordt bepaald door de afstand tussen de toets en de snaren.
Het staartstuk wordt vast gelijmd. Aan het staartstuk worden de snaren vastgemaakt of aan een stelstuk op het staartstuk. Uitzagen van de krans

Met behulp van de stemsleutels worden alle snaren vast gedraaid. Met de stemsleutels kan de viool gestemd worden.
De viool heeft 4 snaren: a-snaar, d-snaar, g-snaar en e-snaar. De e-snaar is meestal van staal, de andere snaren zijn darmsnaren, waar om heen zilverdraad of aluminiumdraad is gewikkeld ter versteviging.
Tenslotte wordt de kinsteun vastgemaakt. Met behulp van de kinsteun kan de violist de viool makkelijker horizontaal houden en het bovenblad beschermen tegen slijtage.



F-gaten


Uitzagen van de krans


Uitsnijden van de hals

Strijkstok De moderne strijkstok bestaat uit paardenstaartharen die met de schroef aan de slof worden aangespannen. Gebruikt de violist de stok niet, dan schroeft de violist het paardenhaar los, zodat de spanning op de haren verdwijnt. Er zitten ongeveer 150 paardenstaartharen op een strijkstok. Dat zijn er heel veel. Het is daarom niet erg als er eentje kapot gaat.

De strijkstok van een hele viool is in totaal 74 cm lang en hij weegt ongeveer 60 gram. De strijkstok is gemaakt van pernambukhout. Deze houtsoort is oranje of donkerrood gekleurd.

Ook de strijkstok bestaat uit verschillende onderdelen. De punt en de schroef zijn de belangrijkste. In de punt bevindt zich een kamertje waar de paardenharen met een wig zijn vastgeklemd. Daarop zit een ebbenhouten dekplaatje met een stukje goud, zilver of ivoor. Met de schroef wordt de slof naar achteren getrokken, zodat het haar strakker staat. De slof is meestal van ebbenhout gemaakt.


De huidige strijkstok